Afgelopen week maakte de Brusselse politiek opnieuw niet zo’n goede beurt. En dat is nog behoorlijk eufemistisch uitgedrukt. De conclusies van het Rekenhof over de staat van de Brusselse begroting waren vernietigend, met aanklachten over grove slordigheden en ronduit onaanvaardbare fouten. In Brussel haalt de realiteit de fictie alweer in op vlak van waanzinnigheid. En dat is bijzonder jammer, pijnlijk zelfs.
Als Brusselse Vlaming zie ik dit bestuurlijk malgoverno met lede ogen aan. Hoe onze hoofdstad al jaren geteisterd wordt door laksisme en inertie maar ook pure achteruitgang door de onkunde van een zelfgenoegzame politieke klasse. Een blijvend sfeertje van je-m’en-foutisme.
Brussel-bashing
Een internationale stad als Brussel, hoofdstad van Europa, het federale België én twee deelstaten heeft recht op zelfbewust topbestuur – in theorie althans, in realiteit is wel even anders. Gewezen op hun tekortkomingen kaatsen Brusselse excellenties steevast de bal terug: de commentaar komt dan van zogeheten ‘Brussel hatende’ Vlamingen, of van media die amper aandacht hebben voor de hoofdstad. Alle kritiek wordt afgedaan als: ‘Brussel-bashing’.
Problemen zijn legio
In plaats van als struisvogels de kop in het zand te steken, moeten diegenen die aan de knoppen zitten in Brussel de hand eens in eigen boezem durven steken. Waarom is het zo moeilijk geworden voor Vlamingen om nog van hun hoofdstad te houden? Waarom kiezen zo veel Vlamingen ervoor om elke dag uren te pendelen richting hoofdstad, zonder er ooit te willen wonen?
Een zinnig antwoord op die vraag formuleren is geen spitstechnologie. De problemen in Brussel zijn immers legio. Zo is er het begrotingstekort dat tegen 2026 zal oplopen tot net geen 20 miljard euro. Daarbovenop komt een totaal geparalyseerd mobiliteitsbeleid, een falende vaccinatiecampagne, een blijvende stadsvlucht gepaard met een ongekende migratie-instroom, het uitblijven van een integratiebeleid, een structureel gebrek aan veiligheid, tweetaligheid, netheid en nog zo veel meer.