Met de Conferentie over de toekomst van Europa begint de Europese Unie (EU) aan een grootschalige oefening die het Europees project moet klaarstomen voor de komende decennia. De uitdagingen zijn immers legio, maar de problemen met de Europese constructie zijn dat evenzeer. Dat de Unie daarbij heeft geopteerd voor een door moderne marketeers uitgewerkte formule met flitsende burgerpanels is betreurenswaardig.
Maar de grootste bezorgdheid gaat uit naar de richting die de Toekomstconferentie lijkt te willen inslaan. Al te vaak reduceert het debat zich tot een simpele tegenstelling “méér versus minder Europa”. In feite niets meer dan een oversimplificatie van de complexiteit van Europese samenwerking.