De aanleiding is het project We need to talk, dat zestig gelote burgers samenbrengt om de dolgedraaide partijfinanciering te hervormen. In De Afspraak van 8 februari legde journalist Joël De Ceulaer het vuur aan de schenen van initiatiefnemers Alicja Gescinska en Ignaas Devisch. Ik was het zowaar eens met De Ceulaer, die vakkundig de enorme gebreken van dergelijke (gelote) burgerpanels blootlegde. Zonder veel verweer.

Sinds de uitgave van het boek Tegen verkiezingen van David Van Reybrouck is het in onze contreien bon ton geworden om burgerpanels te promoten. Met de steun van flitsende marketeers worden deze hippe praatbarakken voorgesteld als de redding van de democratie.

Ook Europees

Burgerpanels zijn geen Vlaams fenomeen. Ook in onze buurlanden en op Europees niveau is het een populair modeverschijnsel. De EU organiseerde zelfs een heuse ‘Europese Toekomstconferentie’ die burgers, middenveldorganisaties en politici samenbracht in adviserende panels om na te denken over de uitdagingen waar de EU voorstaat. Ook in lidstaten kwamen kleinschaligere burgerpanels samen om input te geven voor deze hoogmis van de Europese democratie.

Namens het Vlaams Parlement zetelde ik in die Europese Toekomstconferentie. En in alle eerlijkheid: ik was gechoqueerd door de werking van zulke burgerpanels. Ik kon me na afloop maar niet van de indruk ontdoen dat het in werkelijkheid slechts ging om een bijkomend middel voor lobbygroepen om de besluitvorming te beïnvloeden. ‘Niet waar, zullen de mensen achter We need to talk antwoorden, ‘want wij werken met experten. Het antwoord van De Ceulaer: ‘Zeg mij welke expert en ik zal u de uitkomst voorspellen.’

Experten

Dat is herkenbaar. Ook in de Europese Toekomstconferentie werd de pen stevig vastgehouden door ‘onafhankelijke’ experten, lobbygroepen en belangenorganisaties. De teneur van de debatten was altijd dezelfde: méér Europa. De inmenging van die achterkamerlobbyisten was dan ook duidelijk merkbaar in de conclusies van de Toekomstconferentie.

Kennelijk liggen Europese burgers wakker van politieke ideetjes en fantasieën als transnationale lijsten of rechtstreeks verkozen presidenten. Toevallig toch, dat al die burgerpanels bestonden uit universitaire masters in de Europese studies en de teksten werden geschreven in de Europese salons. Dat legt trouwens het elitaire karakter van burgerpanels bloot. Wie kan of wil daarvoor de tijd vrijmaken? Welke organisaties en experts omkaderen en begeleiden dit proces? Hoogopgeleide burgers floreren in zo’n context, maar wat met de democratische gelijkheid van elke burger, ongeacht opleidingsniveau,  afkomst of overtuiging ?

Verder is er het statuut van hun conclusies en het probleem van de opvolging. Wanneer burgers aanbevelingen formuleren in een officiële context, is het moeilijk voor verkozen politici om daar van af te wijken. Dat behoort nochtans tot de kern van hun mandaat: politici worden verkozen om in eer en geweten beleid te voeren. Kiezen zij echter om burgerpanels niet te volgen, dan leidt dat alleen maar tot teleurstelling bij de betrokkenen. “Zie je wel: ze luisteren toch niet.” Zo voeden burgerpanels de democratische onvrede.

‘Une fausse bonne idée’

Daarnaast is er ook geen enkele democratische controle mogelijk op burgerpanels. ‘Onafhankelijke’ burgers die ronduit slechte beslissingen nemen kunnen onmogelijk worden weggestemd. Dat is problematisch, te meer omdat de aanbevelingen van burgers vaak als heilige geschriften worden behandeld, in steen gebeiteld waarvan niet mag worden afgeweken. Het Europees Parlement gebruikt dat kromme argument nu om de staats- en regeringsleiders in de Europese Raad te dwingen om mee te gaan in hun eurofiele hervormingen.

Daar kunnen ze toch niet tegen zijn, want dé burgers hebben die hervormingen gevraagd in dé Conferentie over dé toekomst van Europa. Maar mogen die democratisch verkozen politici dan geen eigen mening hebben over de toekomst van Europa? Is het niet relevant dat er bij de lidstaten geen meerderheid is voor die institutionele gekkigheden?

De parlementaire democratie is niet perfect. En de Europese al zeker niet. Overleg en consensusvorming gaan vaak traag en de compromissen zijn regelmatig onfraai. Maar  de parlementaire vertegenwoordiging is en blijft het beste systeem dat bestaat, met de beste garantie op breed gedragen beslissingen. Verbeteringen zijn vanzelfsprekend mogelijk, maar voor mij staat het vast dat burgerpanels une fausse bon idée zijn. Politici moeten hun verantwoordelijkheid niet afschuiven op gelote burgers, die vaak gebruikt – of misbruikt? – worden om de belangen van lobbygroepen een quasi-goddelijke legitimiteit te geven. Want dat schaadt de democratie meer dan dat het die versterkt.  Zijn verkozenen op basis van een programma uiteindelijk niet de meest representatieve uitgelote burgers?